Nog niet vervlogen herinneringen aan een collectief verleden, onder beton bedolven. De dood lijkt wel begraven maar onuitwisbaar aanwezig. Het lijkt of we bij Renato Nicolodi enkel in het zwart van de nacht op de dood kunnen wachten om een streep in onze ziel te laten kerven, alsof onze ziel bot is.
Een deksteen zonder grafschrift, voor iemand wiens denken vervat zit in verhalen. Het verleden is weg. Het verleden is er nog. Men kan het slechts overschouwen aan de hand van overblijfsels.
Net als bij Boullée’s tekeningen wordt het verleden een spel van licht.
Het verleden lijkt zwart.
Het verleden lijkt wit.
Het wordt grijs.
Newton vroeg zich nog af wat de zwaarte van licht was.
Boullée die de zwaarte dan maar afwoog aan een cenotaaf voor hem, het licht als maatstaf nam.
De wet van elke dood: een object in beweging wil blijven bewegen, blijven leven, blijvend sterven tot het neervalt. 9,81 m/s² in België. De dood had zijn wet gekregen.
ACTIE! leven ...
Reactie dan maar .. dood. Newtons wetten in kunst getransformeerd. Alsof niet elke kunstuiting een reactie tegen een actie is. Zelfs clair reageert al jaar en dag tegen al wat obscur is.
Niet enkel de verwijzing naar de monumentaliteit van Boullée’s ontwerpen vinden we terug bij Renato Nicolodi.
Beladen architectuur wordt bewapend en in sacraliteit gestort, alsof er nooit Nazi’s geweest zijn, alsof de Egyptenaren, Pythagoras’ gedicht wilden doen kloppen - een gedicht over driehoeken, één dat perfect klopte – en alsof tussenin intussen Caracalla badmeester was.
En de oorlog begon dan steeds opnieuw omdat niets beters hen te binnen schoot. Hun oorlog werd onze wereld. Alles schoot onze voorouders te binnen en het maaide hen weg gelijk strontvliegen. Op bedevaart in de concentratiekampen en BAF! BAF! BAF! weg waren ze.
Gelukkig echter is de oorlog zo wreed, anders zouden we hem nog fijn gaan vinden. We mogen van hetzelfde geluk spreken dat Renato’s werk zo solide en poëtisch is, anders zouden we het nog afschuwelijk en pijnlijk gaan vinden.
Elke cultuur verdwijnt echter en wat er rest, is de architectuur: is behoud dan nodig? Wat is het verdere nut van architectuur, als het sculptuur verworden is? De tijd maakt van architectuur sculptuur maakt er archeologie van, wetenschap. Wetenschap als cultuur?! Seffens gaan de mensen nog denken dat wetenschap beschaafd is! Mensen met barrevoetse voeten de nek breken om ze dan open te snijden en te zien waar het gebroken is.
Allemaal herinnering aan hetgeen gestorven is. Is het dan toch nuttig dood te gaan?
En wie gaat dan nog vertellen waar de grens ligt tussen architectuur en sculptuur?
Schwitters?
Gordon Matta-Clark?
Mario Merz?
De vraag stellen als voldoende antwoord.
Heeft elke vraag een antwoord nodig?
Voila! Waar zit de voldoening als we weten?
Hebben we niet genoeg aan een collectief geheugen?! Renato Nicolodi’s beelden en sculpturen roepen dezelfde donkere sfeer van deze gevallen en vervallen architectuur op.
Een postmodern trekje kunnen we echter niet ontkennen. Verwijzingen naar het verleden met een licht ironische toets. De sokkel wordt van zijn voetstuk gelicht en fundamenteel ondergraven. Gegoten grijze grauwheid als surrogaat.
De schilderkunst dichterbij dan enige Duitser in een bunker ooit zou hebben kunnen vermoeden. Sculpturaliteit met een tweedimensionale inslag; 2D in 3D gevat. Malevich ' “zwart vierkant”, de rust van De Chirico, de sacraliteit van Morandi, Caravaggio – als meester van licht en donker - maar vooral de gravures van Piranesi kunnen gelinkt worden aan Renato Nicolodi’s werk.
Of omgekeerd.
Heeft zoiets eigenlijk belang?! Tijd is reversibel, namen relatief, vergelijkingen verkeerd. Want is het de ene niet, dan is het de andere.
Een collectief geheugen wist en wisselt deze invloeden.
En er is nog zoveel te vergeten.
En hoeveel we ook moge weten – desnoods alles - we sterven toch als dommerik, en weg is al dat weten. Tot iemand het komt oprapen en onder een betonnen huid verstopt
Botten onder een huid van beton geven het verleden dan een weerklank.
Geen van hoop, geen zonder; het is iets anders.
Bij Renato Nicolodi weerklinkt in de klassieke, vervlogen architectuur een melodie van pure ingetogen tragiek.
De smaak van het geheugen en het verleden als bitter overblijfsel.
Architectuur van architectuur binnen architectuur. En een trap naar nergens.
En dàn is de stilte in uwe kop gestoken.
Punt.
Dieter Ohler
Gent 2007